Algemeen

Bijna iedereen heeft wel eens van epilepsie gehoord en weet dat het iets met de hersenen te maken heeft. Deze aandoening komt veel meer voor dan dat je zou denken, wel 1 op de 150 mensen hebben hier last van. In elk levensjaar kan je er last van krijgen, zelfs als baby of als oudere. In de meeste gevallen begint dit voor het 20e levensjaar.
De aanvallen ontstaan doordat het elektrisch evenwicht in de hersenen even wordt verstoord. Zenuwcellen geven dan extra veel signalen door aan de spieren waardoor in sommige gevallen iemand schokkende bewegingen kan gaan maken met armen en benen. Er is pas sprake van epilepsie als je meerdere aanvallen hebt gehad in één jaar.
De ogen verraden of iemand echt een storing in de hersenen heeft, dus of hij wel echt epilepsie heeft. Iemand met een psychische stoornis kan namelijk ook aanvallen hebben die lijken op epilepsie. Als de ogen gesloten zijn tijdens een aanval is het meestal een epilepsieaanval.

Wat gebeurt er dus eigenlijk in de hersens

Hersenen zijn heel belangrijk voor het functioneren van de mens. Ze besturen je hele lichaam en geest. Voor het grootste gedeelte bestaan de hersenen uit zenuwcellen. Deze zenuwcellen sturen constant allemaal berichtjes door je lichaam. De zenuwen zijn dus eigenlijk de communicatielijnen van je lichaam. Doordat bij een epilepsieaanval de zenuwcellen te veel informatie gaan verzenden, ontstaat er kortsluiting in de hersenen. De hersenen kunnen dit probleem gelukkig zelf oplossen, alleen duurt dit bij de één langer dan bij de ander. Tussen de aanvallen in werken de hersenen meestal net zo goed als bij een persoon zonder epilepsie. De hersenen van een persoon, die wel last heeft van epilepsie, zijn iets gevoeliger.

Soorten aanvallen

Je hebt als je de verschillende epileptische aanvallen grof indeelt twee soorten aanvallen, de partiële en gegeneraliseerde aanvallen. Bij de partiële aanvallen is er te veel elektrische activiteit in één gedeelte van de hersenen. Bij de gegeneraliseerde aanvallen is dit in beide delen van de hersenen.

Partiële aanvallen

Een groot gedeelte van de aanvallen is van dit soort, namelijk wel 30 %. Bij een partiële aanval is er te veel elektrische activiteit in een gedeelte van de hersenen. Er kunnen verschillende verschijnselen optreden, maar dit hangt af van de plaats waar de overmatige activiteit plaatsvindt. Het ligt ook aan de soort aanval of iemand wel of niet bij bewustzijn blijft. Er zijn eenvoudige en complex partiële aanvallen. Deze aanvallen zouden kunnen overgaan in gegeneraliseerde aanvallen, dit wordt een secundair gegeneraliseerde aanval genoemd.

Eenvoudige partiële aanvallen

Hierbij blijft de persoon bij bewustzijn, hij kan zelfs later nog navertellen wat hij heeft meegemaakt tijdens deze aanval. De lengte van deze aanval is verschillend, bij de één duurt deze secondes en bij de andere minuten. Doordat de aanvallen heel licht zijn, kan het zijn dat andere mensen het niet eens opmerken.
  • Plotselinge niet-gecontroleerde beweging van arm of been.
  • Het ruiken van een onaangename geur of een vreemde smaak in de mond.
  • Het voelen van prikkelingen en/of tintelingen in hand, arm, been of voet.
  • Trekkingen om de mond.
  • Het horen of zien gedurende korte tijd wat anderen niet zien of horen.

Complex partiële aanvallen

Bij complex partiële aanvallen is het bewustzijn gedeeltelijk of zelfs helemaal verdwenen. Afhankelijk van de plaats waar de aanval plaatsvindt kunnen er verschillende aanvallen zijn. De bekendste complex partiële aanvallen zijn de temporale aanvallen die uitgaan van de slaapkwab (temporaalkwab) van de hersenen. Aan het begin van deze aanvallen is er meestal een aura, dit is een eenvoudig partiële aanval. Dit duurt maar enkele seconden en bestaat uit een opstijgend gevoel vanuit de maag, een vreemd gevoel die langs de slokdarm omhoog trekt. Soms ruikt iemand iets vreemds of proeft een vieze smaak in de mond. Iemand kan ook een gevoel van onwerkelijkheid over zich heen krijgen. Het kan zijn dat het bewustzijn verder daalt. Doordat het bewustzijn daalt, weten mensen later niet meer wat er is gebeurd. Iemand reageert nergens meer op waardoor degene zich ernstig kan verwonden als hij in de buurt is van bijvoorbeeld hete of scherpe voorwerpen. De blik van de persoon is tijdens een aanval starend, net alsof hij door je heen kijkt. Het gezicht kan rood of wit worden en de pupillen groter. Ook kan degene gaan kwijlen en vreemd gedrag gaan vertonen. Bij een verlaagd bewustzijn kan een persoon zich in gevaar brengen door bijvoorbeeld gewoon een straat over te steken, als je diegene hard probeert tegen te houden kan hij agressief gaan reageren. Vaak heeft iemand na een aanval een gevoel van desoriëntatie of hoofdpijn. Als iemand dit niet heeft, weet hij zelf niet dat hij een aanval heeft gehad.

Secundair gegeneraliseerde aanvallen

Een eenvoudige partiële aanval kan overgaan in een complex partiële aanval of een secundair gegeneraliseerde aanval. Deze laatste aanval wordt ook wel een grote aanval genoemd. De aanval breidt zich dan uit naar beide hersenhelften. Deze aanval wordt secundair genoemd omdat hij pas in tweede instantie overgaat in de grote aanval.

Gegeneraliseerde aanvallen

Bij deze aanvallen is er altijd een verstoord bewustzijn. Het vindt plaats in beide hersenhelften. Degenen die dit meemaken weten later niet meer wat hen is overkomen. De meest voorkomende vormen zijn: absences, myoclonische en tonisch-clonische aanvallen.

Absences

Het woord absence zegt eigenlijk al hoe deze aanval zich uit. Absence betekent namelijk afwezigheid. Deze aanval verloopt rustig en is eigenlijk alleen een bewustzijnsstoornis. Dit komt het vaakst voor bij kinderen. Ze gaan dan staren en reageren op dat moment niet op wat er om hen heen gebeurt, dit ziet eruit alsof iemand dagdroomt. Het kan zijn dat er kleine schokjes in de hand ontstaan of dat de lip iets beweegt. De afwezigheid kan door de korte duur niet echt waar te nemen zijn, maar doordat er concentratieproblemen ontstaan, kan het opvallen. Dit kan natuurlijk problemen geven op school.

Myoclonische aanvallen

Bij deze soort aanval gaat het lichaam in eens schokken, hierdoor kan iemand lelijk vallen. Het kan zijn dat er maar één schok is, maar het kunnen er ook een aantal achter elkaar zijn. Deze aanval duurt maar heel kort, waardoor de persoon snel weer kan verdergaan met de gewone gang van zaken.

Tonisch-clonische aanvallen

Grote aanval
Dit is een voorbeeld van een grote epileptische aanval
Deze soort aanval wordt ook wel de ‘grote aanval’ genoemd. Tonisch-clonisch betekent ‘verkramt en schokkend’, dit is dus wat er letterlijk gebeurt. De meeste mensen denken bij epilepsie meteen aan deze vorm, maar dit is zeker niet de soort aanval die het meest voorkomt. Tijdens deze aanval zijn er drie fases: de tonische fase, de clonische fase en de verslappingsfase.

De tonische fase duurt zo’n halve minuut lang. Door de massale ontlading van de hersencellen gaan alle spieren in het lichaam zich verkrampen. Ook de borstspieren verkrampen dus, waardoor de lucht met veel kracht uit de borstkast wordt gedrukt. Dit kan een schreeuw opleveren. De persoon voelt niets dus het kan geen schreeuw van pijn zijn. De ademhaling wordt belemmert doordat de borstkas is ingedrukt en er veel energie wordt gebruikt voor het bewegen van het lichaam. Hierdoor kan iemand die een aanval heeft blauw aanlopen. Er komt veel speeksel in de keel omdat slikken niet mogelijk is. Dit ziet er allemaal al gruwelijk uit, maar hierbij kan het ook nog zijn dat er bloed uit de mond loopt. Dit kan komen doordat de kaakspieren ook ineens aanspannen en er een stukje wang of de tong tussen de tanden kan komen. Eigenlijk is het dus niet zo heel erg.

De clonische fase duurt meestal een halve minuut à anderhalve minuut. Deze fase wordt ook wel de schokfase genoemd. Het lichaam probeert alles weer op een rijtje te zetten en goed te laten verlopen. Het lichaam verslapt, waarna de spieren weer aanspannen. Door dit ontspannen en aanspannen van de spieren gaan armen, benen en gezicht schokken. De ademhaling komt weer langzamerhand op gang en het speeksel en bloed (als er wat kapot is gegaan) wordt als schuim naar buiten geblazen.

In de verslappingsfase komt het lichaam met steeds langere periodes van verslapping tot rust. Dit kan één tot enkele minuten duren. De huid is hierbij vaak bleek en de ademhaling kan anders klinken dan normaal. Iemand kan ook gaan braken of urineverlies krijgen.

Na de aanval is het eigenlijk nog niet helemaal voorbij. Doordat de hersenen helemaal zijn uitgeput, kan het zijn dat iemand nog een tijdje buiten bewustzijn blijft. Als degene wakker wordt, is hij hoogst waarschijnlijk verward, waarbij hoofdpijn kan ontstaan, en hij wil meestal gaan slapen. Het kan ook zijn dat iemand meteen gaat slapen zonder tussendoor wakker te worden. Na de aanval kunnen mensen nog last van spierpijn hebben. De herstelfase is per persoon verschillend, de één kan na vijf minuten al weer verder met werken, de ander pas na een dag of langer.


Het syndroom van Lennox-Gastaut

Het syndroom van Lennox-Gastaut en is een kinderepilepsie-syndroom. Dit syndroom is vernoemd naar de neurologen Lennox en Gastaut die de kenmerken van kinderen beschreven die dit syndroom hadden. Een syndroom is een groep van verschijnselen die in een bepaalde samenstelling voorkomt. De kenmerken van een kind van het Lennox-Gastaut syndroom:

Aanvallen

Het syndroom begint op een leeftijd van 2 à 3 jaar. Het zou kunnen dat hij al het West syndroom, een ander kinderepilepsie syndroom, had. Kenmerkend voor het Lennox-Gastaut syndroom zijn de tonische aanvallen. Deze aanvallen ontstaan meestal bij vermoeidheid of het in slaap vallen. Bij deze aanval duwt het kind zijn hoofd in het kussen, waardoor het lijkt alsof hij als een boog staat. Hierbij draait hij met de ogen en het kan lijken alsof de adem stokt. Kinderen met dit syndroom hebben veel en verschillende aanvallen. Voor deze kinderen kan het bijna niet voorkomen worden dat ze in een tehuis geplaatst worden omdat dit syndroom erg zwaar is en vaak samengaat met geestelijke handicaps.

Absences

Absences komen vaak voor. Ze zijn niet altijd te herkennen. De kenmerken van deze absences kunnen zijn: gapen, met de ogen knipperen, draaien, staren en niet reageren. Ook kan het voorkomen dat een kind ineens omvalt omdat de spierspanning plotseling weg is. Bij sommige kinderen zakt alleen het hoofd naar voren of zakken ze alleen door de knieën.

Spierschokjes

Korte spierschokjes komen voor, maar ook langdurige aanvallen of een status elepticus komen bij deze soort epilepsie vaker voor dan bij anderen. Een status elepticus is een aanval die langer dan een half uur duurt. De aanvallen zijn niet regelmatig, ze kunnen een aantal dagen achter elkaar zijn maar het kan ook twee dagen niet zijn.

Het is niet bekend hoe vaak dit syndroom voorkomt, maar er wordt geschat dat 1 op de 10 kinderen met epilepsie onder de 5 jaar dit syndroom heeft. Jongens hebben dit drie keer zo vaak als meisjes.

Dit syndroom is nog onbekend. Hersenbeschadigingen, hersenbloedingen en infecties in het zenuwstelsel kunnen de drempel voor het optreden van epilepsie sterk verlagen.

Er zijn nog geen aanwijzingen dat het Lennox-Gastaut syndroom erfelijk is.